Naar inhoud springen

Indeling van het graafschap Vlaanderen

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
(Doorverwezen vanaf Kasselrij)
Administratieve indeling. Herwerking van 17e-eeuwse kaarten door Homann.

De indeling van het graafschap Vlaanderen omvatte een 25-tal deelgebieden, die teruggingen op oudere bestuurseenheden. In meerdere fasen kwamen ze in het bezit van de graven van Vlaanderen. Elk gebied behield zijn eigenheid op vlak van inrichting, wetgeving, rechtspraak en belastingen. Het graafschap Vlaanderen was dan ook een personele unie van grafelijke domeinen, kasselrijen (ook "burggraafschappen" genoemd), baljuwschappen en heerlijkheden.

De grafelijke domeinen

[bewerken | brontekst bewerken]
1. De titel "graaf van Vlaanderen" was ontleend aan het vrijgraafschap rond Brugge ("het Brugse Vrije"). Dit graafschap was een voortzetting van de Vlaanderengouw. In de stadskern van Brugge bevond zich de Burg, de oorspronkelijke residentie van de graven. Aan het einde van de 11e eeuw werd de residentie verplaatst buiten de stad, naar het kasteel van Wijnendale. De graventitel hing af van de koning van West-Francië, het latere koninkrijk Frankrijk.
2. In 1063 werd graaf Boudewijn V door de keizer van het Heilige Roomse Rijk beleend met het markgraafschap Ename. Boudewijn en zijn opvolgers bezaten nu ook de grafelijke status tussen de Duitse leenmannen. Waar de centrale burcht oorspronkelijk in Ename lag en gericht was tegen Vlaanderen, werd ze nu verplaatst naar Aalst als versterking tegen het hertogdom Brabant. De graaf gaf de burcht in leen aan een vazal, waardoor het markgraafschap tijdelijk bekend stond als "het burggraafschap Aalst". De laatste burggraaf stierf zonder erfgenamen, waardoor de titel terugviel aan graaf Diederik van de Elzas (1164). Vanaf dan staat het gebied bekend als "het graafschap Aalst" en "het Land van Aalst".
3. Omstreeks 955 huwelijkte graaf Arnulf I zijn dochter Liutgard uit aan Wichman IV van Hamaland. Als bruidsschat kreeg ze de tweede grootste stad mee: Gent. Liutgard en Wichman werden zo de eerste burggravin en graaf van Gent. In 1169 gingen de functies over op een baljuw, hoewel de titel "burggraaf van Gent" nog eeuwenlang bleef bestaan als adellijke titel. Het burggraafschap Gent ging bekendstaan als "het oude burggraafschap" oftewel de Oudburg.

De kasselrijen

[bewerken | brontekst bewerken]
Het Kasselrijhof, de voormalige zetel van de kasselrij Ieper.

Ten tijde van het Frankische Rijk was er aan het koninklijke hof en aan de grafelijke hoven steeds een kanselier aanwezig, de rechterhand van de heerser aangezien hij verantwoordelijk was voor het opstellen en bewaren van oorkonden. Hieruit ontstond al snel de "kanselarij", een instelling die verantwoordelijk was voor de wetgeving en rechtspraak in een gouw. Het woord "kanselarij" evolueerde in Vlaanderen tot "kansel(a)rij" en "ka(n)selrij".

De kasselrijen lagen in gouwen die tussen 891 en 896 verworven waren door graaf Boudewijn II. Hij hield de plaatselijke kanselarijen in stand, en stelde in deze verafgelegen gebieden burggraven aan om de grafelijke taken uit te oefenen. In het Frans wordt "kasselrij" daarom vertaald als châtellenie, letterlijk "burggraafschap". Tegen 1300 waren alle burggraven echter reeds ontheven. In hun plaats benoemde de graaf een baljuw en een hoofdcollege aan het hoofd van elke kasselrij.

4. De kasselrij Kortrijk was de opvolger van de Kortrijkgouw. Aanvankelijk omvatte ze ook de westelijke oever van de Schelde.
5. De kasselrij Oudenaarde werd omstreeks 1300 gecreëerd op de westelijke oever van de Schelde.
6. De kasselrij Doornik ontstond uit de Doornikgouw. Het gebied viel aan de koning van Frankrijk en werd in 1383 voorzien van een baljuw (zie het Doornikse).
7. De kasselrij Rijsel ontstond uit de samenvoeging van Mélantois, Carembault en de noordzijde van Pévèle (zie nummer 14).
8. De kasselrij Ieper was de samenvoeging van de gouwen Isseretius en Mempiscus, twee gouwen die niet in het bisdom Doornik maar het bisdom Terwaan lagen. In de 11e eeuw werd de kasselrij sterk verkleind, door de afsplitsing van vijf onderdelen (zie nummers 9-13).

De baljuwschappen

[bewerken | brontekst bewerken]

De zuidelijke kuststreek maakte deel uit van de kasselrij Ieper totdat de hier gelegen stadjes, in het bijzonder de bloeiende zeehavens, voorzien werden van een burcht, een grafelijk leenhof en een munthuis (11e eeuw). De burggraven werden al snel vervangen door baljuws.

9. Veurne-Ambacht
10. Bergen-Ambacht
11. Broekburg-Ambacht
12. Kassel-Ambacht
13. Belle-Ambacht

In 931 veroverde graaf Arnulf I het westelijke kwartier van de gouw Oosterbant, met de stadjes Douai en Lécluse. Dit kwartier werd vervolgens aangevuld met het kwartier Orchies van Pévèle.

14. Het baljuwschap Douai

Door de belening met Zeeland Bewestenschelde (1012) kwamen de latere Vier Ambachten in Vlaams bezit. Graaf Filips van de Elzas schonk omstreeks 1180 stadsrechten aan vier plaatsen, die hierdoor recht kregen op een eigen baljuw en schepenbank.

15. Het ambacht van Boekhoute
16. Het ambacht van Assenede
17. Het ambacht van Axel
18. Het ambacht van Hulst

De voormalige Waasgouw behoorde eeuwenlang tot de Oudburg (zie nummer 3), maar in 1241 werden stadsrechten verleend aan Sint-Niklaas.

19. Het baljuwschap Waas

De heerlijkheden

[bewerken | brontekst bewerken]
Het kasteel van Bornem zoals het eruitzag in 1641.
20. Het "Land van Bornem" behoorde oorspronkelijk toe aan de Luikse Kerk. De Rijksdag van 1057 kende het landje toe aan graaf Boudewijn V.
21. Het Land van Dendermonde werd meegebracht als bruidsschat door Mathilde van Béthune, bij haar huwelijk met graaf Gwijde van Dampierre (1246).
22. Rond het midden van de 12e eeuw werd de heerlijkheid Beveren losgemaakt uit het baljuwschap Waas, waardoor ze grotendeels omgeven werd. In 1335 verkocht de laatste heer het gebied aan graaf Lodewijk van Crécy.

Ten noorden van Beveren stroomde een zij-arm van de Westerschelde. Door de aanslibbing, inpoldering en bewoning van de eilanden tussen beide waterlichamen, ontstonden drie nieuwe entiteiten:

23. Het Land van Ketenisse
24. Het Land van den Doel
25. Het Land van Saeftinghe
Administratieve indeling van Artesië in latere eeuwen (Bérey, 1704).

Over de oude indeling van het graafschap Artesië, onder Vlaamse controle tot 1191, is weinig bekend. Bekende Frankische gouwen waren Terwanensis en Atrebatensis; zij bezaten tevens een bisschopszetel. Daarnaast wordt aan de abdij van Sint-Bertinus een heerlijkheid toegeschreven die Sint-Omaars, het graafschap Guînes en Calais omvatte. In elk geval telde Artesië in de 17e eeuw meer dan 15 bestuurseenheden, voornamelijk baljuwschappen.